Held van het labyrint
Het wordt stilaan een modeverschijnsel: zowat elke dag vernemen we dat er weer een film, een televisieserie, een toneelstuk, een boek... in de maak is of aan het publiek gepresenteerd wordt dat zijn verhaal ontleend heeft aan de klassieke Oudheid. Het lijkt er wel op dat de talrijke en zo verschillende culturele invloeden van over de hele wereld het Westen ertoe aanzetten weer op zoek te gaan naar de mensen die mede aan de grondslag van onze beschaving liggen, naar hun ideeën, hun dromen, hun verhalen... Als dat zo is, dan is Imme Dros in elk geval een voorloper van deze stroming. Sinds haar vertaling van Homerus' Odysseia (1991) en haar bewerking daarvan voor de jeugd, in Odysseus, een man van verhalen, hebben de Griekse goden- en heldenverhalen haar niet meer los gelaten. Ze bewerkte de Ilias tot Ilios, het verhaal van de Trojaanse oorlog en publiceerde sinds 1997 vijf delen hervertellingen van Griekse mythen. In Held van het labyrint vertelt ze over Theseus en Ariadne, Daedalus en Icarus en Phaedra.
Al in de tien verzen inleiding zijn de kenmerken van Dros' navertelling zichtbaar: ritmisch klinkende verzen, aanspreking van de luisteraar/lezer, een wijsheid over het leven van de mensen, verwijzing naar het verbonden Lot van goden en mensen, een homerische vergelijking, een deterministische visie op 's mensen lot. In elf hoofdstukken vertelt Dros dan het verhaal van Theseus, zoon van de Atheense koning Aegeus (of van de god Poseidon!) bij de koningsdochter Aethra van Troëzen op de Peloponnesus. Hij groeit ongelukkig op als bastaard en droomt ervan zo sterk te worden en zoveel heldendaden te verrichten als Heracles. Als hij de waarheid over zijn afkomst verneemt, trekt hij naar Athene. Onderweg verslaat hij de Knotszwaaier, de Pijnbomenbuiger, de Grijze Zeug, de reus Sciron, de worstelaar Cercyon, de beruchte Uitrekker van gasten Procrustes. In Athene wordt hij door Aegeus, intussen gehuwd met Medea na haar noodlottige verbintenis met Jason, erkend als troonopvolger, echter niet zonder verzet van o.m. zijn oom Pallas en diens vijftig zonen. Theseus doodt een aantal van zijn neven en moet daarom de volksgunst weer winnen door een nieuwe heldendaad: het doden van familieleden was immers de ergste misdaad in Athene. Hij wil Athene bevrijden van de Minotaurus, het monster waaraan de stad elk jaar veertien jonge mensen tot voedsel moet geven, als vergelding voor de dood in Athene van de zoon van de Kretenzische koning Minos. Met de hulp van de godinnen Athena en Aphrodite en van de door hen verliefd gemaakte Ariadne, dochter van Minos, slaagt hij erin de Minotaurus in het labyrint te doden en te ontsnappen. Dat wekt Minos' woede: hij laat Daedalus, de bouwer van het labyrint, opsluiten in een hoge toren. Daedalus en zijn zoon Icarus ontsnappen echter met kunstig gemaakte vleugels. De overmoedige Icarus vliegt te dicht bij de zon, de was van zijn vleugels smelt: hij stort te pletter in zee. Intussen kan Theseus het beeld van de meelijwekkende stervende stierman niet vergeten. Op bevel van de godin Athena laat hij Ariadne in de steek en vaart terug naar Athene. Daar is hij door zijn verwarrende neerslachtigheid de oorzaak van de dood van zijn vader. Hij voer immers niet binnen met het witte zegezeil en daarom springt de oude koning, die op de uitkijk stond, in wanhoop van de rotsen. Theseus wordt nu zelf koning: hij maakt van Athene een welvarende en democratische stadstaat. Zijn huwelijk met de door hem ontvoerde kleine Amazone Antiope, zuster van de Amazonenkoningin Hippolyte, loopt slecht af: zij wordt gedood in een slag met de Amazonen, die haar komen bevrijden. Theseus gaat weer zwerven en vertrouwt zijn zoontje Hippolytus toe aan zijn moeder Aethra in Troëzen. Hij verslaat onder meer de kentauren bij een uit de hand gelopen drinkgelag. Om vrede te verkrijgen tussen Athene en Kreta huwt hij dan met Phaedra, een zusje van Ariadne. Zijn oom Pallas probeert nog eens de troon van Athene in handen te krijgen maar Theseus doodt hem. Daarom moet hij weer een tijdje in ballingschap. Hij stuurt ook zijn vrouw Phaedra naar Troëzen. Daar zorgt de jaloerse Aphrodite ervoor dat Phaedra passioneel verliefd wordt op de jonge Hippolytus, de zoon van haar man. Hippolytus gaat niet in op zijn stiefmoeders avances. Dan komt Phaedra weer tot bezinning. Zij vreest Theseus' wraak op haar kinderen en doodt zichzelf na Hippolytus er bij Theseus van beschuldigd te hebben haar tot bijslaap te hebben willen dwingen. Theseus bidt tot Zeus zijn zoon te laten sterven. Te laat verneemt hij van Artemis de ware toedracht van de zaak. Daarmee begint Theseus' ondergang: hij is geslaagd als koning maar heeft gefaald in al zijn menselijke relaties.
Het verhaal van de held van het labyrint toont hoe het Lot het leven van goden en mensen bepaalt, hoe zij allen hun eigen zwakke of gemene kantjes hebben, hoe ze onderling "mooi maar meedogenloos" ruziën en complotteren als soapfiguren. De mensen smeken de gunst en de hulp van de goden af en die vechten hun individuele frustraties of wraakgevoelens uit op de rug van de mensen. Elk hoofdstuk begint met een menselijke wijsheid, soms kort en concreet (Wie de berg heeft beklommen moet aan de daling beginnen. / Angst staat op in de nacht, maar vreugde ontwaakt in de morgen.), soms uitvoeriger en wat meer filosofisch (Trouw is net als slaap een geschenk van de eeuwige goden, / en bij de meeste mensen is trouw, zelfs trouw aan zichzelf, al / moeilijk - want ze kennen niets van blijvende waarde, / niet in een ander, niet in zichzelf en ze blijven verlangen / naar iets beters of naar iets anders tot aan de dood toe). Het hoofdstuk is dan telkens een illustratie van die beginwijsheid. Daarbij treden niet alleen de titelhelden op maar spelen ook nog een boel figuren uit andere mythen een rol: Medea, Jason, Heracles, de Argonauten, Oedipus, de schone Helena... De mythe weerspiegelt de levensvisie van de oude Grieken, met klemtoon op de onberekenbaarheid en wisselvalligheid van het Lot en op de onontkoombaarheid van de dood. Imme Dros vertelt de Griekse mythen met respect voor het oude orale ritme, voor stijlverschijnselen als epitheton ornans (Athene met de zeegroene ogen; de rozenvingerige Eos) en homerische vergelijkingen. Soms gebruikt ze in dit antieke verhaal ook minder oud of spreektalig klinkende woorden als prevaleren, alert, een uitgekiende mechaniek als perpetuum mobile... wat een nogal vreemd effect heeft. Anderzijds is ze dan weer erg aanschouwelijk in beschrijvingen van natuurverschijnselen, zoals de kleur van de zee: De zee was elke dag anders, / soms zo grijs als ijzer, dan weer paars als viooltjes / aan de verre einder, en groen als de steen die turkoois heet, / maar dan heller alsof er romige melk door geroerd was / langs de kusten. Ook wel koperkleurig, of zacht blauw, / al naar gelang het uur van de dag, het weer en de lichtval. De schrijfster kiest, zoals in haar vorige boeken, voor een 'Griekse' transcriptie van de namen, die soms vreemd oogt doordat de verlatijnste vormen ons veel vertrouwder zijn. De lezer wordt bij de lectuur van dit boek geholpen door een kaartje van het Middellandsezeegebied en een van de Griekse eilanden, een namenlijst en een literatuuropgave. Achter in het boek worden ook Dros' andere boeken over de Griekse mythologie kort voorgesteld. Het verhaal wordt, zoals in de vorige boeken, gesteund door een groot aantal krachtige prenten van Harrie Geelen, die in meestal vrij donkere kleuren herkenbaar nauw aansluiten bij de beschreven gebeurtenissen.
Imme Dros maakt van Theseus een persoonlijkheid, psychologisch sterk getekend in zijn frustratie als bastaard, zijn verlangen naar grootheid en erkenning, zijn behulpzaamheid en zorg voor het volk, zijn droom van een nieuw democratisch politiek systeem, zijn bereidheid de wetten te volgen, zijn empathie voor wie in nood is, zijn rouw en berouw als zoveel in zijn leven verloren gaat. Interessant is het deze figuur te vergelijken met bv. de Theseus uit Karel Verleyens roman Prins van de leegte, een veeleer machiavellistische figuur, die de anderen zonder scrupules misbruikt voor zijn eigen belang. Zo wordt hij een prins in en van de leegte, want iedereen verlaat hem. Dat is natuurlijk ook het geval met Dros' Theseus, die uiteindelijk ook met lege handen op de hoge rots bij de zee staat, waar hij vermoord wordt. Toon Tellegen, in zijn gedicht "Theseus", laat de held met opzet de zwarte zeilen hijsen als hij terugkomt van de minotaurusexpeditie, maar hij laat het aan de lezer over om te beslissen of Theseus dat doet om te vermijden dat zijn vader Aegeus wild van blijdschap om de overwinning per ongeluk van de rotsen stort, of om er precies voor te zorgen dat hij in wanhoop zelfmoord pleegt: "Ik was sluwer dan de schikgodin / die alle draden knipt, / ik hees zwarte zeilen, voer langzaam naar de kust." Theseus blijft een intrigerende figuur. In elk geval: "Zo maakte Theseus de naam Athene, als bakermat van de / democratie, tot een monument dat de tijd zou trotseren. / Zelf leeft hij voort in de staande uitdrukking: niets zonder Theseus. Die uitdrukking ken ik niet en ik vind ze ook nergens opgenomen of verklaard. Toch geen verwarring met "Nihil sine Deo"?
[Herman De Graef]
Verberg tekst